Door Meewerktuinder Jetta
Donderdag 26 juli 2018, 07:30u. Vandaag wordt het waarschijnlijk vijfendertig graden. Om bij relatieve koelte de tuin water te geven, ben ik al vroeg in de Meewerktuin. De rabarberplanten krijgen wat extra aandacht, water en stro als vezelrijke, vocht-vasthoudende laag om ze te helpen de hitte en de droogte te doorstaan.
Het afgelopen voorjaar stonden ze er wat armetierig bij, met dunne stengeltjes en kleine bladeren. Nu ogen ze al heel wat vitaler. Met name de planten in de betonbakken floreren, maar ook die in de volle grond zijn al in omvang toegenomen. Ik denk dat dit komt door een goede verzorging in het algemeen, maar ook door de bemesting met schapenmest en -wol.
Een kwart eeuw geleden was ik student. Ik woonde in Utrecht in de Mgr. Van de Weteringstraat, destijds en nu nog steeds een typische studentenstraat, met hoge negentiende-eeuwse huizen en kleine tuintjes. Toen al hield ik van de natuur en het leven op het land. Midden in de stad kon ik daarvan voornamelijk dromen. Dit deed ik dan ook, bijvoorbeeld door wekelijks op BBC2 te kijken naar “Country File”, een magazine-achtig programma voor boeren en natuurliefhebbers, met reportages over land- en tuinbouw, natuurbeheer, folklore en jacht. Ik smulde ervan.
Eén van die items is mij altijd bijgebleven: Een rabarberteelster vertelde dat zij een deal gesloten had met haar buurman, die schapenhouder was. Zij mocht de plukken wol met mest van de hagen en omheiningen van zijn land verzamelen en zij kreeg de afgeschoren wol van de achtereinden van zijn schapen, waaraan vaak dikke kluiten mest hingen. Met deze wol en mest verrijkte zij de bodem voor haar rabarberplanten, die zij in tunnels teelde voor een vroege oogst. De rabarberplant is een veelvraat, die langdurig rijk bemest moet worden om optimaal te groeien. De schapenmest van de buurman zorgde voor een snelle toevoer van voedingsstoffen, de aanhangende wol vormde een bron van langzamer vrijkomende nutriënten, waardoor haar planten van het begin tot het eind van het seizoen optimaal groeiden. De wol diende tegelijkertijd ook als “mulch”, een laag losse vezels die vocht vasthoudt.
Aan dit item moest ik denken, toen ik eind mei een bedje pompoenen aanlegde naast de enigszins kwijnende rabarberplanten in de Meewerktuin, net op tijd voor het aanbreken van het schaapsscheerdersseizoen.
Donderdag 7 juni 2018, 07:15u. De schapen van lokale schaapskudde “ De Treeker Wissel”

Het scheren bij de Treeker Wissel
worden geschoren en ik ben erbij. Door de begrazing van de natuurgebieden op en rond de Utrechtse Heuvelrug dragen herderin Jose Struik en haar kudde sinds 2014 bij aan een natuurlijk beheer van het landschap, dat de diversiteit van planten en dieren bevordert. Op de website www.treekerwissel.nl is meer te lezen over de werkwijze van dit natuurbeheer-bedrijf.
Met toestemming van Jose mag ik de plukken wol met klonters mest van de achterkant van de afgeschoren wol verzamelen. Verrukt kijk ik toe hoe twee Poolse schaapsscheerders met hun assistent en een legertje vaste vrijwilligers van de Treeker Wissel de schapen in een rap tempo van hun dikke wollen jas bevrijden.
Schapen scheren is een vak apart. Eén van de scheerders is duidelijk een ervaren vakman: In zijn handen ontspannen angstige schapen al snel, waarna hij de schapen vlot en bijna zonder schrammetjes scheert.
Ik leg uit wat ik kom doen en krijg alle medewerking van de vrijwilligster die de vachten aanpakt van de scheerders. Handenvol wol-slierten met kluiten mest vliegen in mijn richting over het hek, waarna ik ze in een vuilniszak prop. Als ik een vacht met veel mest zie aankomen, roep ik nog eens extra: “ Ja! Poep!” om mijn interesse duidelijk te maken. De Poolse assistent, die – behalve “koffie”- vrijwel geen woord Nederlands spreekt, begrijpt al gauw de betekenis van mijn uitroep en grijnst geamuseerd.
Het scheren van de kudde neemt de hele ochtend in beslag. Ik maak een praatje met Jose, die vertelt dat zij bezig is een “Utrechts Landschaps-schaap” te fokken door de witte Drentse heideschapen te kruisen met een rank, bruin schapenras. Vandaag verzamelt Jose de bruine vachten voor de verkoop aan particulieren en kleine bedrijfjes. De witte vachten gaan in grote zakken voor de Wol-federatie, die wol inkoopt voor verder gebruik in de wolindustrie.
Ter plekke komen ook enkele vrouwen een of meer wol-vachten uitzoeken en kopen, dit na de wol eerst uitgebreid bevoeld te hebben op zachtheid en bruikbaarheid voor spinnen of vilten. Nathalie Comans van ontwerpbureau “Ministry of Knits” is helemaal uit Rotterdam gekomen om te kijken of de bruine wol bruikbaar is voor haar ontwerpen. Na uitgebreid zoeken en voelen vertrekt zij met enkele vachten, om -wie weet- later terug te komen, na geprobeerd te hebben waarvoor deze wol zich het beste leent. In de loop van de ochtend komt er ook nog een groep in klederdracht gehulde spinsters, die op locatie aan het spinnen gaan. Geïnspireerd door al deze creativiteit en ambachtelijkheid koop ik ook een bruine vacht. Ik weet nog niet wat ik ermee ga doen, spinnen of vilten of allebei. Maar in ieder geval ga ik de aanhangende klonters poep bij de rabarberplant in mijn eigen achtertuin leggen.

Een blije Jetta in De Meewerktuin
Opgetogen vertrek ik aan het eind van de ochtend naar de Meewerktuin met een vuilniszak vol wol en stront. Nicole en ik spreiden het meteen uit rondom de rabarberplanten. En nu is het wachten. Wachten op het werk van tijd, regen en zon, af en toe wat water geven, nog wat stro erbij als mulch. Dit jaar laten we de rabarberplanten lekker met rust, niet oogsten, alleen maar groeien in het licht van de zomer, rusten in het donker van de winter, om volgend voorjaar krachtiger tot leven te komen, sterk genoeg om sappige stengels af te staan aan hun dankbare verzorgers, die dol zijn op rabarber-crumble met custard.
Jetta van Genuchten
Recente reacties